Zorg voor pleegkinderen

Adequate Zorg voor Pleegkinderen

Pedagogische en Juridische Waarden

Informatie voor betrokkenen bij pleegkinderen

Informatie voor

betrokkenen bij pleegkinderen

Pleegouders, ouders, (gezins-)voogden, pleegzorgwerkers, hulpverleners, familie- en jeugdrechters, advocaten en gemeenten

Dr. A.M. Weterings[1]
2021

1. DE PROBLEMATIEK VAN EEN KIND DAT PLEEGKIND IS GEWORDEN

Voorgeschiedenis van een pleegkind

Een kind dat pleegkind is geworden heeft veel moeilijke, verdrietige en soms ook beangstigende ervaringen gehad in de tijd dat hij bij zijn ouder(s), heeft gewoond. Dat betekent niet dat zijn ouders niet van hem hebben gehouden, maar wel dat zij niet wisten op welke manier zij goed voor hem konden zorgen en zijn gedrag in goede banen konden leiden.  
Een pleegkind[2] heeft een drie dubbele problematiek: zijn ontwikkeling en gedrag zijn veelal niet passend bij zijn leeftijd, hij heeft geen veilige gehechtheidsrelatie met zijn ouders aan kunnen gaan en hij leeft in onzekerheid bij zijn pleegouders, in eindeloze tijdelijkheid, niet wetend bij wie hij zal opgroeien, niet wetend wie hij kan vertrouwen.

Bij de ouder leeft frustratie over zaken die niet goed zijn gegaan in zijn leven en mede geleid hebben tot niet-adequate zorg voor zijn kind.

De eerste 1000 dagen van de hersenontwikkeling

Als een kind geboren wordt, zijn zijn hersenen nog niet ontwikkeld. De basis voor de verbindingen tussen de hersencellen wordt gelegd tijdens de zwangerschap en in de eerste twee jaar van het leven van het kind.[3] Bij goede zorg tijdens de zwangerschap en een permanent consistente manier van omgang met het kind worden de verbindingen tussen de hersencellen van het kind op dezelfde manier gestimuleerd.[4] Door een sensitieve (de gevoelens van het kind opmerkend) en responsieve (adequate beantwoording) interactie met het kind,  kunnen de hersenen zich consistent en adequaat ontwikkelen. De eerste levensjaren zijn van cruciaal belang omdat in deze periode de basis voor de hersenontwikkeling wordt gelegd en daarmee voor de persoonsontwikkeling van het kind tot volwassene.[5]

Voorbeeld

Een voorbeeld van het activeren van heel vroege sensomotorische ervaringen op een een heel ander gebied, is het onderzoek naar de taalontwikkeling van Chinese kinderen die als baby zijn geadopteerd. De Chinese taal is een toon-taal. Als het geadopteerde kind  Chinees wil leren, blijkt   dat hij geen moeite heeft met de toonhoogtes van de Chinese woorden als deze hem       voorgezegd worden. Zij hebben de klanken van de Chinese taal ‘opgeslagen’ in hun reptielenbrein en deze worden geactiveerd door de lessen en de stimulans die zij krijgen.   (Zie: Volkskrant, d.d. 29-7-2-21, Ten Eerste, p. 9. Onderzoekers: W. Zhou, Broersma, M.  & Cutler, A., Tilburg University en Radboud Universiteit, Nijmegen. In: Tijdschrift: Cognition.)

Voorbeeld

Een voorbeeld van het activeren van heel vroege sensomotorische ervaringen op een een heel ander gebied, is het onderzoek naar de taalontwikkeling van Chinese kinderen die als baby zijn geadopteerd. De Chinese taal is een toon-taal. Als het geadopteerde kind  Chinees wil leren, blijkt   dat hij geen moeite heeft met de toonhoogtes van de Chinese woorden als deze hem       voorgezegd worden. Zij hebben de klanken van de Chinese taal ‘opgeslagen’ in hun reptielenbrein en deze worden geactiveerd door de lessen en de stimulans die zij krijgen.   (Zie: Volkskrant, d.d. 29-7-2-21, Ten Eerste, p. 9. Onderzoekers: W. Zhou, Broersma, M.  & Cutler, A., Tilburg University en Radboud Universiteit, Nijmegen. In: Tijdschrift: Cognition.)

Voetnoten:
[1]
    Weterings, A.M., voorheen senior-onderzoeker Pleegzorg, Universiteit Leiden, Afd. Orthopedagogiek; secretaris EC Kind in de Pleegzorg; Onderzoeks- en Adviespraktijk.
[2]    Naar het kind wordt verwezen met ‘hij’. Dit kan een jongen, een meisje zijn, of naar meerdere kinderen verwijzen. Naar de (biologische) ouders wordt verwezen met ‘ouder’.  Ouder kan betekenen: de vader, de moeder, of hen beiden. Naar pleegouders, stiefouders of adoptie-ouders wordt als zodanig verwezen.
[3]    Willems, J.C.M. (2017). Hoe kindermishandeling terug te dringen? IN: Jeugdbeleid. Vol. 11, nr. 2 , p. 131-138. ‘Het fundament van ieder mens, en daarmee van de samenleving, wordt gelegd in de eerste 1000 dagen na de conceptie.’ (p. 135)
In een recent onderzoek van de Erasmus School of Economics in Rotterdam (C.van de Kraats en B.Raversteijn) komt het volgende naar voren. Vroege achterstand in ontwikkeling komt bij kinderen uit arme gezinnen veel vaker voor dan bij kinderen met gegoede en rijke   ouders. Daar zijn verschillende redenen voor, die dikwijls samengaan, zoals: stress bij de ouders, minder aandacht voor de kinderen minder gezond eten, schulden, e.d.. ”De verschillen worden al zichtbaar vóórdat de baby’s hun 1e verjaardag vieren.” (Volkskrant, d.d. 23-7-2021, p. 13-15.)
[4]    Op een foto van de hersenen van een 3-jarig verwaarloosd kind zijn lege plekken al duidelijk te zien. In: Havermans, A. & Verheule, C. met Prinsen, B. (2012). Gehechtheid in beeld. Amsterdam: SWP, p. 128. 
Struik, A. (2010/2013). Slapende honden? Wakker maken! Amsterdam: Pearson. Het  ‘reptielenbrein’ is de basis van de hersen-ontwikkeling. Hierin worden de sensomotorische signalen  (aanraken, wiegen; hongert, dorst, pijn) opgeslagen. Bij als baby verwaarloosde of mishandelde (pleeg)kinderen kunnen deze signalen weer geactiveerd worden op latere leeftijd als het kind contact heeft met  de (vroeger) mishandelende ouder. 
[5]  Hunnius, S. & Van Elk, M. (2010/2021). Het Babybrein. Amsterdam: Premetheus.
Naber, F. (2021). Ontwikkeling ouder-kindrelatie verdient 100% aandacht. In: VROEG, zomer 2021. p. 20-24.
Roseboom, T. (2018/2020). De eerste 1000 dagen. Utrecht: De Tijdstroom.

Pleegkind en Pleegzorg

Het ontstaan van gehechtheid

Het jonge kind leeft in een voor hem onbegrijpelijke en chaotische wereld. Het kind kan ook zijn eigen impulsen nog niet reguleren; hij is daaraan overgeleverd. De primaire verzorger van het kind – meestal de ouder – kan het kind beschermen tegen de onbekende, onverwachte en/of beangstigende signalen uit zijn eigen lichaam en uit zijn omgeving door duurzame liefdevolle verzorging, door begrenzing van zijn impulsen en door structuur aan te brengen in alle binnenkomende signalen. De wereld wordt op deze manier voorspelbaar en betrouwbaar voor het kind.

Het kind gaat zich emotioneel veilig voelen bij deze specifieke verzorger en gaat deze verzorger vertrouwen. Door de duurzame consistente zorg en structuur gaat het kind zich hechten aan deze specifieke persoon: het kind gaat een selectieve veilige gehechtheidsrelatie aan met deze primaire verzorger.[6] Een dergelijke relatie is noodzakelijk wil een kind zich adequaat kunnen ontwikkelen. Het kind wordt op deze manier emotionele bestaanszekerheid geboden. Binnen deze bestaanszekerheid kan het kind vertrouwen krijgen in de ander én vertrouwen in zichzelf als iemand die ‘de moeite van aandacht waard’ is. Dit zijn de twee pijlers van een adequate persoonlijkheid.

Gehechtheids- en Opvoedingsrelatie

Het kind wil de liefdevolle aandacht van zijn primaire verzorger behouden. Hij bereikt dit door zijn gedrag te richten naar de wensen van deze specifieke verzorger. Door het accepteren van diens gezag, structuur en regels – aangeboden middels opvoeding – wordt de wereld voor het kind duidelijk, en veilig. Zonder duidelijke en consistente regels blijft de wereld voor het kind chaotisch en beangstigend omdat en hij ‘niet weet waar hij aan toe is’. Het kind heeft liefde én structuur nodig. Het is duidelijker om de term ‘gehechtheids- èn   opvoedingsrelatie’ te gebruiken.[7] De kwaliteit van een gehechtheids- en opvoedingsrelatie is van een andere orde dan een gehechtheidsrelatie op zich. De gehechtheid van een kind aan zijn ouder is van andere aard dan de gehechtheid van de ouder aan zijn kind.


Een bloedband is niet voor nodig voor het ontwikkelen van een gehechtheids- en opvoedingsrelatie door het kind, daar deze relatie ontstaat in de interactie tussen kind en primaire verzorger. 

Misverstand

Als de baby of jong kind voor zijn verzorging niet afhankelijk is van zijn ouder, zoals bij een uithuisplaatsing of bij opname in een locatie voor ‘Opvang-moeder-en-kind’, dan kan de ouder zowel praktisch als emotioneel niet voldoende ingaan op de behoeften van het kind. Het kind heeft onvoldoende mogelijkheden gekregen zich te gaan richten op de moeder en zich aan haar te gaan hechten. [8] De capaciteit tot hechting kan zich in deze situatie ook te weinig ontwikkelen – hetgeen gevolgen heeft voor de manier waar het kind later, en als volwassene, relaties met anderen aan kan gaan.

Het is daarom een misverstand te denken dat een kind zich altijd aan zijn ouder hecht.  Het kind hecht zich alleen aan een ouder als hij voor zijn dagelijkse zorg afhankelijk is van deze ouder. Het kind ‘moet’ zich wel op zijn ouder richten, zich gaan hechten, omdat hij anders niet overleeft. Of de hechting aan de ouder veilig of onveilig is, hangt af van de manier waarop de ouder de behoeften van het kind begrepen heeft en daar adequaat op in is gegaan.  Bij adequate zorg hecht het kind zich veilig, bij verwaarlozende zorg hecht het kind zich onveilig.

Voetnoten:
[6]    Juffer, F. (2010). Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties. Inzichten uit de gehechtheidstheorie. Raad voor de Rechtspraak, Research Memoranda, Jrg.6, r. 6. Op p. 35 spreekt Juffer over de noodzaak dat kinderen moeten leren omgaan met regels en grenzen.  “Bij ineffectief disciplinering is er kans op een onhandelbaar en ongezeglijk kind.”
[7]    Vanwege de noodzaak van liefdevolle opvoeding wil de wereld voor het kind emotioneel veilig worden, is door Weterings in 1999 de term: Gehechtheids- en Opvoedingsrelatie tussen kind en primaire verzorger geïntroduceerd. (Weterings, A.M. (1999). Pedagogische criteria Jeugdbescherming. Den Haag: Ministerie van Justitie.
[8]    Uit een recent onderzoek in Brabant naar voorgenomen terugplaatsing van 68 pleegkinderen van 0 t/m 11 jaar 2011-2019, o.l.v. Weterings) bleek dat geen van de 14 kinderen die als baby uit huis waren geplaatst, pedagogisch verantwoord teruggeplaatst kon worden.

 

Opmerking

De term ‘gehechtheid‘ wordt in het spraakgebruik voor verschillendsoortige relaties gebruikt,  niet alleen voor een band met de ouder maar ook voor een emotionele band met een geliefd persoon, of ook voor de band met een dier.

Met de term: Gehechtheids- en Opvoedingsrelatie wordt aangegeven dat alleen ‘gehechtheid’ aan een persoon niet voldoende is wil het kind zich adequaat kunnen ontwikkelen. Ook ‘opvoeding’ is nodig, het leren accepteren van regels en aanvaarden van geboden structuur.  De term ‘gehechtheids- en opvoedingsrelatie’ geldt voor de selectieve relatie van het kind met een specifieke primaire verzorger, die duurzaam voor het kind zorgt en de verantwoordelijkheid voor hem op zich neemt.

2. HET BELANG VAN HET PLEEGKIND: BEPALING VAN ZIJN OPVOEDINGSPERSPECTIEF

Probleem van het pleegkind

Het leven van een pleegkind is moeilijk omdat zijn ouders niet goed voor hem konden zorgen en hem niet konden geven wat hij nodig had. Een pleegkind kan niet, zoals andere kinderen ‘gewoon’ bij zijn ouders wonen. Op het moment dat een kind uit huis wordt geplaatst, weet hij niet wat hem te wachten staat. ‘Bij wie ga ik wonen? Hoe zal het daar zijn? Wie kan ik vertrouwen?

Problemen van een pleegkind duren voort

In veel gevallen duurt het lang, soms jaren, voordat het opvoedingsperspectief van het pleegkind wordt vastgesteld en het kind weet bij wie hij mag opgroeien: weer bij zijn ouders? of bij pleegouders? of misschien een internaat? De onzekerheid over zijn nabije en verre toekomst belemmert de mogelijkheid van het kind vertrouwen in pleegouders te ontwikkelen en een gehechtheids- en opvoedingsrelatie met pleegouders aan te gaan. 

Hoe vaker het kind wordt verplaatst, hoe kleiner de kans wordt dat hij nog een gehechtheids- en opvoedingsrelatie aangaat met een specifieke persoon, een nieuwe pleegouder. Het aanvaarden van het gezag van de pleegouders is daardoor niet vanzelfsprekend: waarom zou het kind zich iets gelegen laten liggen aan deze pleegouders? ‘Ik ga toch weer weg’, of: ‘zij geven niet om mij’ of: ‘Zij hebben toch niets over mij te zeggen’.

pleegkinderen

Voorbeelden van gedrag van een pleegkind

  • De pleegouders van Jos, een 3-jarig kind (een half jaar bij zijn tweede pleegouderpaar) wilden een kastje naar de kringloop brengen. Jos vroeg: “Moet ik nu ook weg?’
  • Het kan voorkomen dat een pleegkind zich in het begin van de plaatsing ‘gedeisd’ houdt, en precies doet wat de pleegouders vragen, bang om weer weggestuurd te worden.  Dit is een vorm van gehoorzaamheid waarbij het kind zijn gevoelens van boosheid, frustratie, angst en zich niet geliefd voelen, niet durft te uiten. Dit belemmert zijn ontwikkeling. Toen Silke haar pleegouders ging vertrouwen, durfde zij zich te uiten. Haar reacties waren heftig.
    De pleegouders begrepen echter haar gedrag. Zij hielpen Silke door niet boos te worden en haar gevoelens te benoemen. Haar gedrag gaf wel problemen. Door de liefdevolle manier waarop de pleegouders het gedrag van Silke, 4 jaar oud, steeds vaker in goede banen wisten te leiden, ging Silke zich hechten aan de pleegouders. Zij ontwikkelde een gehechtheids- en opvoedingsrelatie met hen. Haar gedrag en functioneren ging vooruit.
  • Het kan ook zijn dat het kind alleen gehoorzaamt als ‘het hem uitkomt’ en lief doet tegen de pleegouder als hij iets nodig heeft. Dit is geen beginnende gehechtheids- en opvoedingsrelatie. Na vele overplaatsingen vertrouwde Bas (7 jaar) niemand meer. Hij zorgde er wel voor dat hij kreeg wat hij hebben wilde. Hij gehoorzaamde de pleegouders alleen als het hem uitkwam en deed lief als hij iets nodig had.

3. INHOUD VAN EEN OPVOEDINGSBESLUIT

Duidelijkheid over het opvoedingsperspectief is noodzakelijk.

Duidelijkheid voor het pleegkind over de vraag bij wie hij zal opgroeien is noodzakelijk wil het kind een kans krijgen om een gehechtheids- en opvoedingsrelatie met zijn ouders – of pleegouders – aan te gaan.  Een adequate ontwikkeling wordt mogelijk als het kind een duurzame gehechtheids- en opvoedingsrelatie met zijn ouders – of pleegouders – aan kan gaan op een ‘voor de persoon en ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn.’
Deze in art. 1: 266 BW gebruikte terminologie is duidelijk geënt op kennis over de voorwaarden waaronder een kind zich kan ontwikkelen. Met deze terminologie wordt een handvat gegeven om de soms voor het kind ‘eindeloze’ onduidelijkheid over het opvoedingsperspectief te kunnen inperken. Dit blijkt ook uit de toelichting bij art.1:266: de wetgever volstaat met de vaststelling dat: ‘hoe jonger het kind is, hoe korter de aanvaardbare termijn doorgaans zal zijn.’

Lange onzekerheid over de vraag bij wie het kind zal opgroeien, heeft bij het jonge kind een groter negatief effect op de manier waarop hij zich kan ontwikkelen dan bij oudere kinderen.  In artikel 1:266 wordt door de wetgever gezagsbeëindiging van de ouders overwogen als de ouder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind niet zal kunnen dragen op een voor de persoon en de ontwikkeling van het kind aanvaardbaar te achten termijn. [9]

In art. 1: 266 BW  wordt, middels gezagsbeëindiging van de ouders op een voor het kind aanvaardbaar te achten termijn, prioriteit gelegd bij het ontwikkelingsbelang van het kind en niet bij de tijd die de ouder nodig zal hebben voldoende opvoedingsvaardigheden te verwerven om het kind weer zelf op te voeden. Dit kan immers jaren duren – en misschien ook niet gebeuren.

Het pleegkind kan – zonder termijnstelling – leven in ‘eindeloze tijdelijkheid’, niet wetend op wie hij zich kan en mag verlaten, waardoor ook zijn gevoel van eigenwaarde diepgaand kan worden aangetast.  Het kind kan hierdoor de houding krijgen: ‘ik maak zelf wel uit wat ik doe’.

Een uithuisgeplaatst kind kan niet steeds met verschillenden verzorgers een selectieve gehechtheids- en opvoedingsrelatie ontwikkelen. De onduidelijkheid over de duur van een verblijf bij pleegouders kan leiden tot problematische gedrag en tot overplaatsingen. Met name zijn emotionele ontwikkeling wordt niet gestimuleerd. Dit kan leiden tot ontoegankelijkheid voor adviezen, hulp of behandeling.

Cruciale positie van de Gecertificeerde Instelling voor jeugdzorg, de GI

Het scheppen van de mogelijkheid voor het kind om, na een uithuisplaatsing, een duurzame selectieve gehechtheids- en opvoedingsrelatie aan te gaan met   pleegouders – of met een ouder – wordt bepaald door het beleid van de Gecertificeerde Instelling (GI). Dat beleid moet een duidelijke keuze inhouden in de vorm van een opvoedingsbesluit. De gezinsvoogd legt het te nemen opvoedingsbesluit –  opgroeien óf bij ouders óf bij pleegouders, met gezagsbeëindiging van de ouders – voor aan de Jeugd- en Familierechter die het opvoedingsbesluit (al dan niet) bevestigt.

Voetnoot:
[9]  [1]    Huijer, J. & Weijers, I. (2016). De aanvaardbare termijn in jeugdbeschermigszaken. In: FJR, Afl. 7/8. p. 164-169.

Gezagsbeëindiging:

  • Gezagsbeëindiging van de ouders is nodig om te voorkomen dat ouders ieder jaar opnieuw de rechtbank kunnen verzoeken om terugplaatsing van hun kind. 
  • Gezagsbeëindiging heeft geen invloed op het vaststellen van een bezoekregeling (Het is wel nodig dat ouders begeleid worden bij een bezoekregeling die voor het kind verwerkbaar is.)
  • Gezagsbeëindiging van de ouders maakt het leven van een pleegkind ook eenvoudiger. Het is dan niet meer nodig dat pleegouders voor het handelen en voor het nemen van besluiten in de het dagelijks leven toestemming aan de ouders moeten vragen (van haren laten knippen tot ziekenhuisopname).

4. VASTSTELLEN VAN EEN OPVOEDINGSBESLUIT

Het vaststellen van een opvoedingsbesluit is een gecompliceerde en emotioneel zware opgave, voor het pleegkind, voor ouders en pleegouders maar ook voor hulpverleners en (gezins)voogden. De Gecertificeerde Instelling heeft daartoe informatie nodig over levensgebieden die de opvoedingscapaciteiten van ouders beïnvloeden, over de ontwikkeling van het kind en over de gang van zaken gedurende de plaatsing van het kind in het pleeggezin, waaronder het verloop van de bezoekregeling van het kind met zijn ouders.

Om, met name, het jonge kind niet lang in ‘eindeloze tijdelijkheid’ te laten leven, kan een intensief terugplaatsingstraject het beste een half jaar na de uithuisplaatsing ingezet worden. (Zie o.a. ‘Richtlijn Pleegzorg, 2015, van het Nederlands Jeugdinstituut.) De primaire doelstelling van de genoemde wetswijzigingen is: het creëren van een wettelijk kader waarin het kindperspectief leidend wordt.

Echter, als een kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en een uithuisplaatsing noodzakelijk wordt geacht, is het dan reëel te verwachten dat de ouder binnen een voor het kind aanvaardbaar te achten termijn weer zijn verzorging en opvoeding op zich zal kunnen nemen?[10]

Het punt is, of het stellen van deze vraag gerechtvaardigd is in het licht van de bedoeling van de wet waarin juist getracht wordt het kindperspectief leidend te maken. Dat neemt niet weg dat inderdaad wel onderzocht kan worden of de ouder – binnen een voor de ontwikkeling van het kind aanvaardbare termijn – weer voor het kind kan zorgen.

Een onderzoeks- en begeleidingstraject, van 2011-2019 uitgevoerd volgens de methodiek van het Pedagogisch Beslis-Model voor uithuis- en terugplaatsing van (pleeg)kinderen, geeft door het intensieve begeleidingstraject in de meeste gevallen (73%) binnen drie maanden duidelijkheid over de vraag of voldoende vooruitgang in de omgang tussen ouder en kind, is te zien om het opvoedingsperspectief voor het kind te bepalen en een terugplaatsing wel of niet te rechtvaardigen.[11]

Voetnoten:
[10]    Huijer, J. & Weijers, I. (2016). De aanvaardbare termijn in jeugdbeschermigszaken. In: FJR, Afl. 7/8. p. 164.
[11]    Van 2011 tot begin 2019 is in Brabant een onderzoek uitgevoerd naar voorgenomen terugplaatsingen van 68 pleegkinderen van 0 t/m 11 jaar, volgens de methodiek van het Pedagogisch Beslis-Model (het PBM-project). De intensieve begeleidingstrajecten zijn uitgevoerd door de Pleegzorgaanbieder Sterk Huis. Het project stond onder leiding van A.M. Weterings. Vijf Gecertificeerde Instellingen en vijf Pleegzorgaanbieders namen deel.
In 2014 en in 2015 zijn rapporten uitgebracht. In een nog ongepubliceerd artikel staan de eerste resultaten over de 68 pleegkinderen.

Wet- en regelgeving pleegzorg

Art. 1:247 m.n. Lid 1 en 2

Lid 1:

Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.

Lid 2:

Onder verzorging en opvoeding wordt mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

Wet- en regelgeving pleegzorg

Art. 1:266

Lid 1:

De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in art. 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
In de Memorie van Toelichting wordt vastgesteld dat: hoe jonger het kind is, hoe korter de aanvaardbare termijn doorgaans zal zijn. (Kamerstukken 2008/09 32 015, nr.3 (MvT), par.5.2.

Pleegzorg Tip

Tip!

handreiking pleegvergoeding

Pleegouders hebben – naast begeleiding – recht op een pleegvergoeding. Het is de wettelijke plicht van gemeenten om ervoor te zorgen dat pleegzorgaanbieders deze vergoeding kunnen verstrekken aan pleegouders, inclusief de vergoeding van bijzondere kosten.
Op pagina 10 van deze brochure vindt u een inventarisatie bijzondere kosten pleegzorg. 
VNG – Handreiking Pleegvergoeding

Pleegzorg Tip

Leestip!

augeo magazine

Augeo Magazine is een online tijdschrift over Veilig Opgroeien. Hoewel het tijdschrift zich richt op professionals is het zeker ook interessant voor pleegouders. 
Het tijdschrift is heel informatief met o.a. interviews, achtergronden en ervaringsverhalen.
Het is online te lezen, maar je kunt ook een (gratis) abonnement op het tijdschrift nemen. 

Pleegzorg Tip

NVP Magazine voor Pleeggezinnen

bij ons

Het online magazine BIJ ONS is terug van weggeweest en verschijnt voortaan in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen. Hoofdredacteur Lindy Popma: “Zoals je gewend bent, biedt BIJ ONS ondersteuning en deskundigheidsbevordering aan mensen die een thuis bieden aan kinderen die (tijdelijk) niet bij hun eigen ouders kunnen opgroeien. Dit doet de NVP ook en daarom werken we voortaan samen aan een online magazine dat twee keer per jaar verschijnt.”