Burgerlijk Wetboek
Art. 1:266 BW
Lid 1:
De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in art. 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
In de Memorie van Toelichting wordt vastgesteld dat: hoe jonger het kind is, hoe korter de aanvaardbare termijn doorgaans zal zijn. (Kamerstukken 2008/09 32 015, nr.3 (MvT), par.5.2.