Casus van een pleegkind - Bas
Casus is geanonimiseerd en naam is fictief
Casus Bas
6 jaar
Een terugplaatsingstraject bij de vader
met
Geanonimiseerde casus
Dr. A.M.Weterings
1. Informatie van de vader over de voorgeschiedenis
De ambulant hulpverlener, die het terugplaatsingstraject ging begeleiden, heeft bij de start van het traject 3 interviews afgenomen bij de vader van Bas. Hieruit kwam het volgende naar voren.
De ouders zijn een half jaar na zijn geboorte gescheiden. De moeder bleef met Bas in de flat wonen. De vader ging verhuizen binnen dezelfde stad. Hij had een baan met een vast contract. Hij kreeg een vriendin waarmee hij een jaar later ging samen wonen.
De verzorging van de baby viel moeder zwaar door haar zwakke gezondheid en door drugsgebruik. Bas werd door moeder dikwijls naar grootmoeder moederszijde gebracht.
Vader wilde graag voor zijn zoontje zorgen. Hij haalde Bas in de weekenden op bij moeder als Bas bij haar verbleef.
Moeder had hulp van thuiszorg bij de verzorging van Bas. Zij kreeg therapeutische begeleiding van de verslavingszorg en psychische ondersteuning vanwege haar toenemende depressiviteit. Haar situatie verslechterde echter. Na ruim een jaar werd een melding gedaan bij jeugdzorg, wat leidde tot een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Op basis van dit onderzoek werd door de rechtbank een Ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing uitgesproken. Grootmoeder was bereid de zorg voor Bas – toen bijna 3 jaar oud – op zich te nemen. Groot-/pleegmoeder kreeg begeleiding van een pleegzorgwerker.
Vader en zijn partner waren echter niet welkom bij pleeg-/grootmoeder. Zij mochten ook niet binnenkomen en Bas niet bezoeken. Grootmoeder leek vader te zien als ‘oorzaak’ van de moeilijke situatie van haar dochter. Pleeg-/grootmoeder vond het wel goed als vader Bas om het weekend ophaalde om bij hem te gaan logeren, ook toen vader ging samenwonen met zijn partner. Er was echter geen communicatie tussen vader en pleegmoeder, wat vader betreurde.
Bas had weinig contact met moeder. Zij kon zich moeilijk aan afspraken houden. Bas zag haar alleen als zij bij haar moeder – de groot-/pleegmoeder – op bezoek kwam. Vader weet niets over het verloop van de bezoeken van Bas aan of van moeder vanwege het gebrek aan communicatie tussen grootmoeder en vader.
Steeds vaker kwam bij vader en zijn partner de vraag naar boven: ‘Zou Bas niet bij ons kunnen wonen?’ Bas, inmiddels 6 jaar, vroeg daar ook zelf om. De bezoeken van Bas bij vader en zijn partner verliepen goed.
In overleg met vader en zijn partner werd door de gezinsvoogd een terugplaatsingstraject aangevraagd bij de Pleegzorgaanbieder die een terugplaatsingstraject met de methode van het Pedagogisch Beslis-Model, PBM, kon uitvoeren.
Moeder was al drie jaar niet in staat geweest voor Bas te zorgen. Zij wilde de zorg ook niet meer op zich nemen. Om deze redenen werd geen terugplaatsingstraject bij moeder overwogen.
2. Inzet van een terugplaatsingstraject met de methode van het PBM
De duur van een PBM-traject is 3 tot 6 maanden, afhankelijk van de voortgang in de interactie tussen kind en ouders. Het kind gaat 1x per week bij de ouders thuis op bezoek, de eerste twee keer gedurende vier uur, daarna gedurende het hele traject een hele dag.
De bezoeken worden begeleid door een ambulant hulpverlener die ouders en kind niet kent. Hij geeft uitleg over gedrag en reacties van het kind op de ouder en aanwijzingen bij de omgang tussen ouder en kind.
Een PBM-traject start met 3 interviews met de ouder aan de hand van de PSI-vragenlijsten.[1] De vragenlijsten worden afgenomen door de ambulant hulpverlener die het terugplaatsingstraject gaat begeleiden. (Zie paragraaf 1 voor het eerste interview.)
De antwoorden worden zo letterlijk mogelijk in de lijsten opgeschreven. Op deze wijze kan de begeleiding aansluiten op de problematiek zoals door de ouder beleefd.
De ambulant hulpverlener maakt verslagen over de gang van zaken tijdens ieder bezoek van het kind aan de ouder en vult aan het einde van ieder bezoek een observatie-lijst in.
Alle verkregen gegevens worden geanalyseerd door een forensisch rapporteur, een gedragsdeskundige, die onafhankelijk is van ouders, kind, pleegouders, Pleegzorgaanbieder en Gecertificeerde Instelling.
De forensisch rapporteur schrijft ook het Advies-rapport aan de rechtbank – nadat het concept met de gezinsvoogd en de Pleegzorgaanbieder is besproken.
Voetnoot:
[1] Het Pedagogisch SignaleringsInstrumentarium, de PSI-vragenlijsten, zijn ontwikkeld door A.M.Weterings i.s.m.P.M. Van den Bergh, P.M. in de jaren 2006-2016.
De PSI-lijsten zijn halfgestructureerde vragen-lijsten, lijsten met ‘vaste’ vragen, waarop de respondent zelf zijn antwoord kan formuleren. De gegeven antwoorden worden zo letterlijk mogelijk door de hulpverlener opgeschreven.
De verkregen informatie wordt geanalyseerd en gescoord door een forensisch rapporteur, een gedragsdeskundige, die onafhankelijk is van kind, ouders, pleegouders en betrokken instanties.
3. Problematiek van Bas volgens de vader en zijn partner
Bas is om de week een weekend bij vader en zijn vriendin. Bas vraagt veel aandacht, is snel uit zijn doen en vlug boos. Hij slaapt slecht, piekert veel en heeft dikwijls nachtmerries. Bas is een angstig kind, te zien bv. bij het naar bed gaan. Hij blijft roepen om de vader of zijn vriendin, die hem geruist moeten stellen. Bas heeft weinig zelfvertrouwen en kan zichzelf moeilijk bezighouden. Hij zit regelmatig met zijn hand in zijn broek. Bas zoekt ‘de hele dag’ contact met zijn vader en – steeds vaker – ook met zijn partner.
Bas accepteert het gezag van vader en partner wel, maar het kost veel moeite en geduld hem te laten gehoorzamen. Als vader samen met Bas een spelletje doet of als zij samen een boodschap gaan doen, lacht Bas en is hij blij. Bas wil alleen met vader en zijn partner lichamelijk contact.
4. Problematiek volgens de pleeg-/grootmoeder
Aan de hand van soortgelijke PSI-vragenlijsten als bij vader en partner zijn gebruikt, vertelt pleeg-/grootmoeder aan de pleegzorgwerker dat er veel problemen zijn in de ontwikkeling van Bas. Zijn taalbeheersing is niet goed. Hij slaapt en eet slecht. Hij is veel met seks bezig en masturbeert. Hij kan zichzelf niet goed vermaken.
Zijn gedrag t.o.v. pleeg-/grootmoeder geeft veel problemen. Bas vraagt heel veel aandacht. Hij luistert slecht en zegt heel vaak ‘nee’ als pleeg-/grootmoeder hem iets vraagt. In de vragenlijst over ‘wederzijdse emotionele bereikbaarheid’ geeft pleeg-/grootmoeder dat op dit onderwerp veel problemen zijn.
Bas is snel boos en slaat pleeg-/grootmoeder dan, of probeert dat te doen. Bas vernielt ook spullen in huis. Hij kan echter ook gezellig met pleeg-/grootmoeder een spelletje doen. Soms accepteert hij het wel als hij gecorrigeerd wordt. Hij zoekt weinig lichamelijk contact met de pleeg-/grootmoeder. Pleeg-/grootmoeder maakt zich grote zorgen over Bas vanwege zijn moeilijke gedrag.
Op school maakt hij vaak ruzie met zijn klasgenootjes.
Bas gaat graag naar zijn vader. Hoe de contacten met vader verlopen weet de pleeg-/grootmoeder niet. Bas is vóór en na de bezoeken drukker. Hij vertelt er vrijwel niets over. Vader zet Bas bij de deur af en komt niet binnen. Er is nauwelijks contact tussen pleeg-/grootmoeder en vader. Pleeg/-grootmoeder zegt dat zij graag méér contact zou willen hebben met vader waarbij wederzijds vertrouwen bestaat.
De pleegzorgwerker voegt toe dat grootmoeder geen informatie geeft over de situatie van Bas bij en met zijn moeder.
5. Gang van zaken tijdens het PBM-terugplaatsingstraject
Uit de observaties van de ambulant hulpverlener komt naar voren dat vader liefdevol en zorgzaam omgaat met Bas. Bas vraagt voortdurend aandacht. Hij neemt ook veel initiatief tot contact met zijn vader, en kruipt bij hem op schoot. Vader heeft veel geduld met Bas en laat Bas op een aardige manier toch gehoorzamen als hij eerst ‘nee’ heeft gezegd. Vader vraagt ook aan Bas of hij wil helpen, bv. met tafel dekken. Hij prijst Bas als hij het goed doet.
De ambulant hulpverlener geeft aanwijzingen hoe Bas te laten luisteren als hij iets doet wat niet mag of als hij geen antwoord geeft. ‘Een verbod is voor een kind beter te accepteren als uitgelegd wordt waarom iets niet mag.’
Ook de partner is aardig tegen Bas. Zij begrijpt wat beter dan vader hoe en waarom Bas op een bepaalde manier reageert.
Vader en de partner laten merken dat zij het fijn vinden dat Bas bij hen is.
Bas is heel blij bij zijn vader te zijn. Hij straalt en lacht. De sfeer is gezellig en ontspannen.
Bas kan echter ook opeens heel boos worden, en gaan schreeuwen, bv. als hij iets niet mag of als iets niet lukt.
Als Bas niet luistert, herhaalt vader rustig wat hij heeft gezegd. Als Bas dan nog niet luistert, moet hij op de trap (in de gang) gaan zitten. Meestal gaat Bas dan zelf naar de trap en anders brengt vader hem daarnaartoe. Na 5 minuten gaat vader naar Bas en vraagt hem of hij nu rustig kan zijn. Soms is hij dan rustig, soms is hij nog boos en zegt dan zelf dat hij niet nog niet rustig is. Even later roept hij dat het goed is en komt dan – rustig – binnen.
Gedurende het traject wordt Bas rustiger. Hij is minder vlug boos en is duidelijk blij met de aandacht en zorg die zowel vader als zijn partner aan hem geven. Gezamenlijke activiteiten lopen steeds plezieriger. Bas is minder vaak recalcitrant of boos als het niet gaat zoals hij wil. Hij schreeuwt en gilt minder vaak en minder hard.
In de loop van het traject gaat Bas ook beter luisteren, wordt minder vaak boos als iets hem wordt verboden, zegt minder vaak: ‘Dat wil ik niet’.
Omdat Bas zich zo slecht kan concentreren, hebben de vader en zijn partner een beloningssysteem voor hem bedacht, als hij 5 minuten aan een stuk met iets bezig kon blijven.
De ambulant hulpverlener schrijft dat Bas snel boos is en zich niet goed kan uiten. Zijn boze gedrag lijkt ook samen te hangen met het feit dat hij graag bij zijn vader wil wonen. De bezoeken verlopen gezellig en ontspannen, met veel gelach en plezier. Tegen het einde van een bezoek wordt Bas onrustig en bozig en wil hij niet terug naar oma. Soms zegt Bas letterlijk tegen de vader: ‘Ik wil bij je wonen.’
Bas reageert ook positief op de partner van vader. De partner geeft hem veel aandacht, stimuleert hem door samen een spelletje met hem te doen, en knuffelt hem. Bas vraagt ook haar om hulp en laat zich ook door haar helpen.
Vader en zijn partner hebben wel aangegeven dat zij graag begeleiding willen hebben als Bas bij hen zou komen wonen.
De scores op de observatielijsten in de tweede helft van het PBM-traject zijn positief:
- Interactie van vader met Bas en van partner met Bas zijn gemiddeld 80% positief.
- Interactie van Bas met vader en van Bas met partner zijn gemiddeld 75% positief.
6. Observaties van Bas bij de groot-/pleegmoeder
De ambulant hulpverlener haalt Bas op bij pleeg-/grootmoeder en/of zij brengt Bas na een bezoek naar haar terug. Bij terugkomst, na een bezoek aan de vader, is Bas niet blij zijn oma te zien. Hij begroet haar nauwelijks en luistert niet naar haar.
De ambulant hulpverlener heeft ook eenmaal een middag bij de pleeg-/grootmoeder en Bas geobserveerd. Zij ziet dat Bas onaardig doet tegen zijn oma. Hij maakt slaande bewegingen naar haar. Hij luistert slecht en wil, op het voorstel van de grootmoeder, geen spelletje met haar doen. Hij negeert haar.
De ambulant hulpverlener heeft nauwelijks een aardig contact tussen Bas en de pleeg-/grootmoeder gezien, hoewel groot-/pleegmoeder daar wel pogingen toe deed. Bas ging hier echter niet op in.
7. Advies Forensisch rapporteur
Op basis van de bovenvermelde gegevens en resultaten heeft de forensisch rapporteur geadviseerd om Bas bij de vader en zijn partner te laten wonen.
Omdat Bas wel problematisch gedrag vertoont en veel aandacht nodig heeft, is begeleiding voorlopig nodig. Zowel vader als zijn partner willen dat ook graag.
Begeleiding is ook nodig bij het op gang brengen van een beter contact tussen Bas en zijn oma. Hij heeft bijna 3 jaar bij haar gewoond. De problemen van grootmoeder en Bas zijn verergerd sinds de start van het PBM-project. Bas bevindt zich in een emotioneel moeilijke situatie omdat hij graag bij zijn vader wil wonen, maar feitelijk bij zijn grootmoeder woont. Zijn frustratie uit hij bij grootmoeder.
Als oma zich niet meer verantwoordelijk hoeft te voelen voor de zorg voor Bas, en Bas bij zijn vader woont, kan in een meer ontspannen situatie, en met begeleiding, de relatie tussen grootmoeder, Bas en zijn vader in emotionele zin verbeteren.
In de verslagen van de ambulant hulpverlener wordt niets vermeld over moeder. Bas heeft niet naar haar gevraagd en vader heeft het onderwerp niet ter sprake gebracht.
Hoewel er geen informatie is gegeven over de aard van de contacten tussen de moeder en Bas, zal het voor de identiteits- en emotionele ontwikkeling van Bas goed zijn als contact met zijn moeder een duidelijker plaats in zijn leven zal krijgen.
In overleg van de gezinsvoogd met moeder zal een vorm gezocht kunnen worden voor contact, middels begeleid bezoek bij de moeder thuis of op kantoor van de GI. Een verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder is niet in het belang van Bas. Zij verstoort de gang van zaken niet. Het zou bovendien de bereidheid van moeder tot contact met Bas belemmeren.
8. Eindgesprek
Aan de hand van het PBM-advies-rapport van de forensisch rapporteur hebben gesprekken plaats gevonden met de gezinsvoogd, gedragsdeskundige en pleegzorgwerker van de Pleegzorgaanbieder, en vader en zijn partner. Men kan zich vinden in het advies. De terugplaatsing zal vorm gegeven worden middels een geleidelijke terugplaatsing (bv. in het begin alle weekenden, daarna opbouwend met steeds een hele week, met begeleidende gesprekken).
Bas kan op dezelfde school blijven.
Een week later vindt een gesprek plaats van de gezinsvoogd met de ambulant hulpverlener, vader en zijn partner en Bas. Bas wordt verteld dat hij bij zijn vader en zijn partner mag gaan wonen. Bas schreeuwt van blijdschap, rent naar zijn vader, springt bij hem op schoot, en daarna bij de partner.
Aan Bas wordt verteld op welke manier de terugplaatsing zal verlopen en dat hij ook contact met zijn grootmoeder zal houden.
De gezinsvoogd, de pleegzorgwerker en de ambulant hulpverlener hebben diezelfde week een gesprek met grootmoeder.
De grootmoeder had dit besluit wel verwacht en voelt zich verdrietig. Zij wil meewerken aan contact met Bas en ook aan herstel van contact met zijn vader en diens partner.
Er zal een overleg plaats vinden met moeder over de vorm waarin zij contact met Bas wil en kan onderhouden.
9. Contact met de rechtbank
De gezinsvoogd legt het opvoedingsbesluit – terugplaatsing bij de vader – voor aan de rechtbank met als onderbouwing het PBM-advies, gebaseerd op het terugplaatsingstraject met de methode van de Pedagogisch Beslis-Model.
De Jeugd- en Familierechter gaat akkoord met het opvoedingsbesluit van de gezinsvoogd en verlengt in zijn beschikking de Machtiging Uithuis-Plaatsing met een half jaar, zodat er voldoende tijd is om de overgang goed te laten verlopen.